Stropdassen, manchetknopen en etiquette. Het is allemaal niet zo moeilijk. Er worden wel veel verschillende benamingen gebruikt. Dutch Ties heeft de meest voorkomende benamingen van vroeger en nu voor u op een rij gezet:
Achterstaart |
Het smalle, kortere uiteinde van een das dat achter de voorstaart hangt
|
Achthoek |
Kant- en klare sjaal in een achthoek gestikt en hangend aan een band, die achter de nek wordt vastgemaakt; lijkt een beetje op een moderne cravate of ascot. In de mode vanaf 1860 tot eind 19e eeuw.
|
Afhangende linten |
Ook bekend als rabat en afhangede kragen; linnen of kanten kragen met twee aparte uiteinden, die op de borst hangen. De voorloper van de cravate in de 17e eeuw, toen deze zowel door mannen als vrouwen werd gedragen.
|
Ascot |
Brede cravate, vastgezet met een dasspeld, genoemd naar de halsbedekking die bij de koninklijke paardenraces in Ascot werd gedragen. Eind 19e eeuw en begin 20ste eeuw gebruikelijk als onderdeel van zakenkleding. In de VS is een Ascot hetzelfde als een cravate. Deze tijd wordt de Ascot weer veel gedragen door het vrouwelijke gedeelte van clubs.
|
Bandana |
Ook als bandannoe gespeld, vrolijk en traditioneel gedessineerde Indiase halsdoek van katoen; geliefde halsbedekking van werkmannen in de 18e eeuw. Bandana's zijn ook deel geworden van de folklore en mode van de Amerikaanse cowboys. Van tijd tot tijd komt de bandana weer in de mode, meestal als bedekking van het hoofd.
|
Band-bow |
Bandstrik. Amerikaanse term voor een voorgeknoopte strikdas, die gewoonlijk voorzien is van een verstelbare band die om de kraag gelegd wordt en bevestigd wordt met een haakje.
|
Bar tec |
Steek gemaakt van zware draad om het stikwerk dat de lagen van de das aan de voorstaat samenhoudt, te verstevigen.
|
Belcher |
Eerste populaire gekleurde halsbedekking, genoemd naar de 18e eeuwse Engelse bokser die een blauw met wit gestippelde halsdoek om zijn nek droeg. Hij gaf zijn naam ook aan een sjaalring, die meestal in goud werd uitgevoerd en vanaf het eind van de 18e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog gebruikt werd.
|
Bias/diagonale snit |
Het snijden van stof onder een hoek, de ideale hoek is 45 graaden op de schering of inslag. De stof van zowel het exterieur als de voering van de das moet sinds 1920 diagonaal gesneden worden. Toen introduceerd Jesse Langsdorf het concept van de rekbare constructie. Een das die diagonaal gesneden is, zal lichtelijk meegeven wanneer ze net onder de knoop en bij het brede gedeelte van de staart wordt vastgepakt.
|
Blanket |
Zwaar materiaal dat als voering wordt gebruikt om massa en stevigheid aan de moderne das te verbeteren. Wordt, net als het exterieur, diagonaal gesneden. Hoe lichter de stof voor het exterieur, des te zwaarder de blanket. Sommige dassen hebben een dubbele blanket, of twee lagen voering.
|
Boladas |
Een das gemaakt van dik koord, veterband of leer, aan de uiteinden van zilveren kapjes voorzien en aan de voorzijde in de hals vastgemaakt door middel van een versierd schuifje, dat vaak van zilver of turkoois is gemaakt. De officiele das van de staat Arizona. Tenzij je aan country line dansen doet wil je deze das niet meer dragen.
|
Boordgesp |
Gesp gebruikt om het boordje vast te maken in de 18e en begin 19e eeuw. Rijke heren hadden gespen van goud, zilver en diamant.
|
Boordje |
Hoge, stijve kraag, bekleed met linnen of zwart satijn en achter in de nek vastgemaakt met koordjes of boordgespen. Een lapje stof werd vaak aan de voorkant van het boordje genaaid om een cravate te imiteren. Begonnen als onderdeel van een militair kostuum aan het begin van de 18e eeuw en zeer modieus gedurende deze eeuw.
|
Byron |
De engelse dichter Lord Byron droeg zelden een das, maar toch werden er verschillende dasstijlen naar hem vernoemd. Rond 1820 betrof het een smalle lint of veterdas, die sterk leek op de das die door de Amerikaanse plantagebezitters gedragen werd. Vanaf 1860 was de Byron das een bredere slappe strikdas, die voral bij kantoorbedienden geliefd was.
|
Clubdas
|
Das in de kleuren die bij een bepaalde club of groep behoren. De eerste clubda staat op naam van het roeitem van Exeter College van de universiteit van Oxford, die in 1880 de gestreepte banden van hun roeihoeden afnamen en om hun nek bonden.
|
Cravate
|
Brede doek of lap kant die om de hals geknoopt of gestrikt wordt. De term werd in het midden van de 17e eeuw voor het eerst gebruikt en is synoniem voor een ascot geworden. De cravate was de voorloper van de moderne das.
|
Cravatelint |
Lint dat in de 17e eeuw gebruikt werd om de zware kanten cravaten op de plaats te houden, de voorloper van de 18de eeuwse solitair.
|
Das |
Stropdas. De meeste gebruikte term voor halsbedekking voor heren vanaf omstreeks 1840, die in de plaats is gekomen van het woord halsdoek.
|
Dasklem |
Een klemmetje met een veer, dat gebruikt wordt om de voor- en achterstaart van de das samen te houden en de twee hangende uiteinden van de das aan het overhemd te bevestigen. Met tussenposen in de mode sinds de jaren twintig, kunnen dasklemmen kostbare sieraden zijn van edelmetalen en stenen of van goedkope materialen zoals blik of plastic. Ze worden ook als reclameartikel gebruikt, versierd met club- of firmasymbolen en logo.
|
Dasspeld |
Lange speld met versierde kop, die gebruikt werd om een cravate of later een ascot vast te zetten. De dasspeld ontwikkelde zich uit de 17de-eeuwse broches. Tegen het midden van de 19e eeuw waren ze een zeer populair modeattribuut geworden. Deze rage duurde tot het einde van de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd de "four-in-a-hand" de standaard halsbedekking en namen dasklemmen en kleine dasspelden het van deze dasspelden over.
|
Designer-das |
Oorspronkelijk gemaakt door een beroemd ontwerper zoals Patou, die de eerste designer dassen in de jaren twintig maakte. Nu is het meestal een das waarin de intialen, naam of het logo van een ontwerper of huis in het dessin van de dasstof verwerkt zijn: deze trend is door gravin Mara in de jaren veertig begonnen en wordt tegenwoordig nog steeds voortgezet door namen als Pierre Cardin, Gucci en Dior.
|
Dubbele bar tec |
Bar tec stiksel zowel door de voor- als door de achterstaart van een das. In de Verenigde staten zal een das met een dubbele bar tec ook een lusje hebben.
|
Dubbele blanket |
Twee lagen blanket in de das
|
Dux |
Opstaande kraag, met omgeslagen punten. In 1860 werd deze geintroduceerd toen hij met cravaten, strikdassen en de eerste 'four-in-a-hand' dassen gedragen werd. De moderne boord met omslagen punten is eruit voortgekomen.
|
Exterieur |
Het buitenweefsel van de das; de duurste en decoratiefste stof die bij het maken van een das gebruikt wordt.
|
Foulard |
Een lap lichte wol of zijde, die om de hals geknoopt kan worden. Ook een soort zijde, vaak met ingeweven patroon, vaak gebruikt voor moderne dassen.
|
Four-in-a-hand |
Oorspronkelijk een 19de-eeuwse club jonge Engelse mannen, die gek waren op het bereiden en racen met paarden; in de 19e eeuw werd deze naam als gevolg daarvan gebruikt voor sportieve halsbedekking; nu is het de algemene benaming voor een moderne das en de knoop waarin deze gestrikt is.
|
French tipping |
Voering van een moderne das, gemaakt van dezelfde stof als het exterieur en in de vorm van een zakje genaaid.
|
Geordend patroon |
Patroon ontworpen voor het weven, zodat het motief bij de uiteindelijke das op de tevoren bepaalde plaatsen terecht komt. Onderknoopse en regelmatige dasontwerpen zijn hier voorbeeld van
|
Gros point |
Ook wel point de Venise en Venetiaans kant genoemd. Zeer kostbaar, zwaar kant uit Venetië, het meest gewilde materiaal voor cravaten onder aristocraten en koningen in de 17e eeuw. Het kant werd gewoonlijk bijeengehouden dor een koordje of cravatelint, of in een voorgevormde strik en bef genaaid omdat hij te zwaar was om goed gestrikt te worden.
|
Halsband |
Een effen band gesteven linnen die om de hele nek gelegd wordt en aan de voorkant overlapt; rond 1860 geïntroduceerd toen de hoge kragen en de hoge dassen uit de mode raakten. In de 19e en vroege 20ste eeuw werd de halsband gedragen met een lage, soepele cravate of ascot. Nu wordt hij alleen nog gedragen door de geestelijkheid.
|
Halsdoek |
Term gebruikt vanaf de 17e eeuw to ca 1840 om ofwel een cravate, een boordje, een zakdoek of bandana, die om de hals gedragen werd, te omschrijven
|
Halve Windsor |
Zie Windsor knoop
|
Handmatig rijgen |
Het met de hand samenrijgen van het exterieur en de blanket van een das geeft een maximale rekbaarheid en laat haar het mooist vallen. Dit rijgsel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een lusje aan het einde van de achterstaart.
|
Interval |
Ruimte binnen een patroon. Bijvoorbeeld een 5 cm interval kan een geordend patroon zijn, dat zichzelf om de 5 cm herhaalt.
|
Jabot |
Vroege cravate van kant, vaak kant-en-klaar, die in de 17e eeuw werd gedragen. Het kant viel in een soepel bundeltje boven aan de borst en werd of geknoopt en vervolgens gedrapeerd of in een soepele strik geknoopt.
|
Jagersboordje |
Cravate van wit linnen of blauw met wit gestippelde katoen, die tegenwoordig door ruiters tijdens vossenjachten en springconcoursen gedragen wordt. Een direct overblijfsel van de cravate uit het begin van de 19e eeuw, hoewel de naam zijn halsbeschermende oorsprong in het 18e eeuwse militaire boordje verraadt.
|
Kipperdas |
Extreem brede en vaak vrolijk gekleurde en gedessineerde das; begin jaren zestig door de Britse ontwerper Michael Fish bedacht voor de koninklijke overhemdenmakers Turnbull & Asser in Londen. De voorstaart van de das is 12-15 cm breed.
|
Kleine dasspeld |
Een versierde speld, afgeleid van de grotere dasspeld, die gebruikt wordt om een 'four-in-a-hand' das op haar plaats te houden, het kuiltje onder de knoop te bewaren en als decoratie tegen een donker overhemd en das. De gebruikte materialen zijn dezelfde als die voor dasklemmen gebruikt worden.
|
Kuiltje |
Verticale holte onder de four-in-a-hand of windsor knoop
|
Liba machine |
Halfautomatische machine die het handmatig rijgen nabootst
|
Love knot |
Manchetknopen in de vorm van een knoop. Ze worden ook wel bachelor knots genoemd. Ze kunnen van zijde of (edel) metaal gemaakt zijn.
|
Lusje |
Eindje draad aan het eind van de naad aan de achterkant van de achterstaart van met de hand gemaakt dassen. Dit draadje wordt in de das getrokken tijdens het dragen; daardoor verhindert het dat de zoom knapt. Het geeft de das rek en zorgt ervoor dat de vorm behouden blijft
|
Macclesfield |
Das met kleine ingewoven motieven, bestaande uit kleine, zich regelmatig herhalende figuurtjes. Typerend voor de stijl die vanaf het midden van de 19de eeuw in het stadje Macclesfield geproduceerd wordt.
|
Matrozendas |
Lange das die in een soort reefjesknoop is gestikt, in de mode aan het eind van de 19e en begin van de 20ste eeuw. Een ander soort matrozendas, namelijk een laag geknoopte, losse sjaal, wordt nog steeds door vrouwen gedragen
|
Nu-Modemachine |
Machine gebruikt voor het zigzagstikken van dassen, die qua effect het handmatig naaien zeer dicht benadert.
|
Onderknoopse das |
Das met een dessin dat alleen onder de knoop van de gestrikte das te zien is.
|
Opgebolde Ascot | Kant-en-klare das, imitatie van een ascot, gekenmerkt door een bolling (gewoonlijk gemaakt van vulling) waar de staarten uit de knoop komen. Opgebolde Ascots wrden vaak compleet met dasspeld met synthetische parel verkocht. |